Neem contact op
555-555-5555
mymail@mailservice.com

op ontdekkingsreis

in een van mijn verhalen.

De kern, mijn innerlijke kind, het bloemenmeisje, danst

graag op blote voeten, en vindt het heerlijk om mee te

deinen op de muziek. Ze is spontaan, fantasierijk,

avontuurlijk, moedig en een tikkeltje eigen- wijs. Het

bloemenmeisje is in staat haar kwetsbaarheid te tonen en

erkennen. Zij schaamt zich daar niet voor. Ze heeft

vertrouwen in de wereld om haar heen en heeft geduld. Ze

heeft een goed hart en deelt alles wat ze heeft. Ze heeft de

neiging om zich niet te verdedigen, omdat zij weet hoe zij

in stilte kan wachten. Haar grootste kwaliteit is haar

ongetemde ontvankelijkheid. Ze geniet van het ritme van

de natuur met haar blote voeten in de aarde. Ze staat open

voor het onbekende avontuur en voor alle on-ontdekte

plekken. Ze is nieuwsgierig en niet bang voor de ogen van

de mensen waardoor zij in vertrouwen kan handelen en

open staat voor wat er op haar afkomt. Ze is gevoelig voor

de wereld om haar heen en staat in verbinding met het rijk

van de fantasie en verbeelding. Ze is creatief van geest.


De tegenpool van mijn bloemenmeisje is de raaf. Hij is

mijn criticus, mijn alziend oog, staat open voor de

hoeveelheid aan waarnemingen. De raaf is analytisch,

deskundig, volhardend en een tikkeltje ongeduldig van

aard. De raaf ontkent de begrenzing van tijd en ziet eerder

de toekomst dan wat het heden van hem vraagt. Hij is

deskundig en een wereldverbeteraar.


De raaf heeft het verlangen dat het bloemenmeisje zijn

waarnemingen deelt op dezelfde deskundige manier als

hij. Maar het bloemenmeisje is in al haar ontvankelijkheid

wat dromerig en volgt geheel op eigenwijze haar koers. Ze

is wat onnozel in het delen van zijn waarnemingen en

vergeet in de loop der tijd te luisteren naar haar raaf. Dit

maakt de raaf ongeduldig, kritisch, serieus en machtig. Hij

voelt zich verantwoordelijk voor de wereld en wil sterk en

competent zijn. De raaf overschaduwt het bloemenmeisje

in al zijn arrogantie en wordt boos en vals. De raaf wil het

bloemenmeisje beschermen tegen haar onnozelheid en

de buitenwereld.


De raaf heeft het verlangen dat het bloemenmeisje zijn

waarnemingen deelt op dezelfde deskundige manier als

hij. Maar het bloemenmeisje is in al haar ontvankelijkheid

wat dromerig en volgt geheel op eigenwijze haar koers. Ze

is wat onnozel in het delen van zijn waarnemingen en

vergeet in de loop der tijd te luisteren naar haar raaf. Dit

maakt de raaf ongeduldig, kritisch, serieus en machtig. Hij

voelt zich verantwoordelijk voor de wereld en wil sterk en

competent zijn. De raaf overschaduwt het bloemenmeisje

in al zijn arrogantie en wordt boos en vals. De raaf wil het

bloemenmeisje beschermen tegen haar onnozelheid en

de buitenwereld.


Het bloemenmeisje, die de neiging heeft zich niet te

verdedigen en met haar engelengeduld in stilte kan

wachten, wordt stiller en stiller en vanonder haar voeten

rijst uit de grond een ivoren toren, die hoger en hoger de

lucht in raakt. Helemaal tot het niets. Op de ivoren toren

ruist de zee en daarboven in het niets is heel veel iets. Het

bloemenmeisje voelt zich veilig op de ivoren toren, maar

ze mist de aarde onder haar blote voeten en het ritme van

de natuur waar ze zo graag op meedeint. Het dansen met

het ruisen van de bladeren van de bomen, die op hun tijd

dansen met de wind.


In het alomvattend iets is het zo alleen. Heimelijk denkt

ze aan haar raaf. Kon ze nu maar vliegen zoals hij en zien

zoals hij ziet. Tranen wellen in haar ogen en vinden hun

weg naar buiten. De tranen worden druppels en de

druppels veranderen in felle lichtpuntjes in het

allesomvattend niets. De tranen van het bloemenmeisje

vormen een deken van licht over de ivoren toren. Het licht

is zo krachtig dat het door de sluier van tranen van het

bloemenmeisje breekt.


De raaf die moe is van de zware last van zijn streven,

plicht en strijdbaarheid mist het speelse ontvankelijke

bloemenmeisje. Het felle licht is hem niet ontgaan en vol

goede moed volgt hij de stralen met de hoop het

bloemenmeisje bij de bron te vinden.


In de verte, in het felle licht, ziet het meisje de witte raaf

aanvliegen. Hij landt op haar schouder en ze vraagt hem

haar te vergezellen in het iets, haar de weg te wijzen, haar

ogen te zijn op haar avonturen. Haar wijze stem op haar

schouder waar ze mee kan sparren wanneer alles ruist als

de zee en er te veel niets is in het iets. De raaf belooft haar

zijn alziend oog, zijn deskundigheid en trouw. Het

bloemenmeisje belooft naar de raaf te luisteren en hem

mee te nemen op haar scheppende reizen in het rijk der

fantasie en verbeelding.


Share by: