op ontdekkingsreis
in een van mijn verhalen.
De kern, mijn innerlijke kind, het bloemenmeisje, danst
graag op blote voeten, en vindt het heerlijk om mee te
deinen op de muziek. Ze is spontaan, fantasierijk,
avontuurlijk, moedig en een tikkeltje eigen- wijs. Het
bloemenmeisje is in staat haar kwetsbaarheid te tonen en
erkennen. Zij schaamt zich daar niet voor. Ze heeft
vertrouwen in de wereld om haar heen en heeft geduld. Ze
heeft een goed hart en deelt alles wat ze heeft. Ze heeft de
neiging om zich niet te verdedigen, omdat zij weet hoe zij
in stilte kan wachten. Haar grootste kwaliteit is haar
ongetemde ontvankelijkheid. Ze geniet van het ritme van
de natuur met haar blote voeten in de aarde. Ze staat open
voor het onbekende avontuur en voor alle on-ontdekte
plekken. Ze is nieuwsgierig en niet bang voor de ogen van
de mensen waardoor zij in vertrouwen kan handelen en
open staat voor wat er op haar afkomt. Ze is gevoelig voor
de wereld om haar heen en staat in verbinding met het rijk
van de fantasie en verbeelding. Ze is creatief van geest.
De tegenpool van mijn bloemenmeisje is de raaf. Hij is
mijn criticus, mijn alziend oog, staat open voor de
hoeveelheid aan waarnemingen. De raaf is analytisch,
deskundig, volhardend en een tikkeltje ongeduldig van
aard. De raaf ontkent de begrenzing van tijd en ziet eerder
de toekomst dan wat het heden van hem vraagt. Hij is
deskundig en een wereldverbeteraar.
De raaf heeft het verlangen dat het bloemenmeisje zijn
waarnemingen deelt op dezelfde deskundige manier als
hij. Maar het bloemenmeisje is in al haar ontvankelijkheid
wat dromerig en volgt geheel op eigenwijze haar koers. Ze
is wat onnozel in het delen van zijn waarnemingen en
vergeet in de loop der tijd te luisteren naar haar raaf. Dit
maakt de raaf ongeduldig, kritisch, serieus en machtig. Hij
voelt zich verantwoordelijk voor de wereld en wil sterk en
competent zijn. De raaf overschaduwt het bloemenmeisje
in al zijn arrogantie en wordt boos en vals. De raaf wil het
bloemenmeisje beschermen tegen haar onnozelheid en
de buitenwereld.
De raaf heeft het verlangen dat het bloemenmeisje zijn
waarnemingen deelt op dezelfde deskundige manier als
hij. Maar het bloemenmeisje is in al haar ontvankelijkheid
wat dromerig en volgt geheel op eigenwijze haar koers. Ze
is wat onnozel in het delen van zijn waarnemingen en
vergeet in de loop der tijd te luisteren naar haar raaf. Dit
maakt de raaf ongeduldig, kritisch, serieus en machtig. Hij
voelt zich verantwoordelijk voor de wereld en wil sterk en
competent zijn. De raaf overschaduwt het bloemenmeisje
in al zijn arrogantie en wordt boos en vals. De raaf wil het
bloemenmeisje beschermen tegen haar onnozelheid en
de buitenwereld.
Het bloemenmeisje, die de neiging heeft zich niet te
verdedigen en met haar engelengeduld in stilte kan
wachten, wordt stiller en stiller en vanonder haar voeten
rijst uit de grond een ivoren toren, die hoger en hoger de
lucht in raakt. Helemaal tot het niets. Op de ivoren toren
ruist de zee en daarboven in het niets is heel veel iets. Het
bloemenmeisje voelt zich veilig op de ivoren toren, maar
ze mist de aarde onder haar blote voeten en het ritme van
de natuur waar ze zo graag op meedeint. Het dansen met
het ruisen van de bladeren van de bomen, die op hun tijd
dansen met de wind.
In het alomvattend iets is het zo alleen. Heimelijk denkt
ze aan haar raaf. Kon ze nu maar vliegen zoals hij en zien
zoals hij ziet. Tranen wellen in haar ogen en vinden hun
weg naar buiten. De tranen worden druppels en de
druppels veranderen in felle lichtpuntjes in het
allesomvattend niets. De tranen van het bloemenmeisje
vormen een deken van licht over de ivoren toren. Het licht
is zo krachtig dat het door de sluier van tranen van het
bloemenmeisje breekt.
De raaf die moe is van de zware last van zijn streven,
plicht en strijdbaarheid mist het speelse ontvankelijke
bloemenmeisje. Het felle licht is hem niet ontgaan en vol
goede moed volgt hij de stralen met de hoop het
bloemenmeisje bij de bron te vinden.
In de verte, in het felle licht, ziet het meisje de witte raaf
aanvliegen. Hij landt op haar schouder en ze vraagt hem
haar te vergezellen in het iets, haar de weg te wijzen, haar
ogen te zijn op haar avonturen. Haar wijze stem op haar
schouder waar ze mee kan sparren wanneer alles ruist als
de zee en er te veel niets is in het iets. De raaf belooft haar
zijn alziend oog, zijn deskundigheid en trouw. Het
bloemenmeisje belooft naar de raaf te luisteren en hem
mee te nemen op haar scheppende reizen in het rijk der
fantasie en verbeelding.
2023 | ESTHER KRENS